De weg gebaand

Een helpende hand1 voor yogi’s bij het interview

Er zijn altijd nieuwe yogi’s die net vertrouwd beginnen te raken met meditatie. Hoewel zij naar de elementaire meditatie-instructies hebben geluisterd, zijn sommigen niet in staat om goed te oefenen, en ook niet om goed over hun oefening te spreken. Anderen kunnen goed oefenen, maar kunnen niet beschrijven hoe zij geoefend hebben en wat zij ervaren hebben. Omdat Sayadaw-gyi[2] gezien heeft dat dit soort moeilijkheden zich van tijd tot tijd voordoen, wil hij een paar helpende woorden bieden – woorden die de weg banen voor yogi’s om deze moeilijkheden te overwinnen. Dat wil zeggen: een methode om je oefening en ervaringen aan de leraar te beschrijven.

Op het moment zelf

De elementaire meditatie-instructies die de yogi’s gehoord hebben, zijn de instructies die gegeven zijn door wijlen de zeereerwaarde Mahasi Sayadaw. Mahasi Sayadaw rondde de instructies af door samen te vatten hoe men moet nota nemen[3], beginnende met het primaire object. Hij zette uiteen dat er zich – in termen van de boeddhistische geschriften – voortdurend mentale en fysieke verschijnselen voordoen bij de zes ‘zintuigdeuren’. Hoe zij zich voordoen is dat op het moment dat het oog iets ziet, het oog en het zichtbare object fysieke verschijnselen zijn, terwijl zien en kennen mentale verschijnselen zijn. Verder gaf hij de instructie, om de mentale en fysieke verschijnselen die op dat moment opkomen te zien zoals ze werkelijk zijn, om nota te nemen als ‘zien’ op het moment dat er sprake is van zien. Op precies dezelfde manier zijn, op het moment van horen, het oor en geluid fysieke verschijnselen, terwijl horen en kennen mentaal zijn. Hij leerde de yogi’s nota te nemen als ‘horen’ op het moment van horen om de mentale en fysieke verschijnselen te kennen die ermee gepaard gaan.

Alledaagse taal

Mahasi Sayadaw zette uiteen hoe we moeten observeren op het moment van ruiken, proeven, aanraken, denken, overdenken en plannen, evenals op het moment van buigen, strekken, leunen, het hoofd draaien, optillen, bewegen en plaatsen, zelfs tot de kleinste beweging aan toe. Hij sprak in alledaagse taal die gemakkelijk begrepen kan worden, zelfs door yogi’s met weinig theoretische kennis van de oefening. Toch deden er zich moeilijkheden voor wanneer het aankwam op het in praktijk brengen van de instructies. Verder is het zo, zoals Sayadawgyi eerder noemde, dat sommigen weten hoe ze moeten mediteren maar niet in staat zijn hun oefening te beschrijven. Sommigen kunnen niet gemakkelijk spreken omdat zij ontzag hebben voor hun leraar, of voor hun directe omgeving. Yogi’s die van nature al niet veel spreken komen nog meer moeilijkheden tegen. Daarom moeten de leraren de yogi’s om het zo maar te zeggen bij de hand nemen, en hen steeds opnieuw in eenvoudige bewoordingen uitleggen hoe zij het hoofdobject moeten observeren, hoe zij er nota van moeten nemen en het moeten kennen. En vervolgens hoe zij van andere objecten nota moeten nemen, zoals denken en plannen, gevoelens en algemene objecten zoals zien, horen enzovoort, ieder moment dat ze zich voordoen.

Kijken en zien

Kijk eens naar iets. Vertel mij wat het is. Als je kijkt, zul je zien. Als je ziet, zul je kennen. Je zult in staat zijn te zeggen wat het is dat je ziet. Als iemand niet kijkt, zal hij niet zien. Als iemand niet ziet, zal hij niet in staat zijn te zeggen wat het is. ‘Kijken’ betekent niet een vluchtige blik of kijken zonder er aandacht aan te besteden. Alleen wanneer iemand nauwkeurig en precies naar iets kijkt, zal men iets zien. Alleen wanneer iemand het ziet, zal men in staat zijn te zeggen wat het is. Hier is het observeren van het rijzen oplettend zijn , waarbij men sati (achtzaamheid) en wijsheid (pañña) inbrengt om het object te kennen. In alledaagse taal wordt de yogi voorgehouden te kijken. Maar dit betekent niet te kijken met de ogen. Het betekent eenvoudigweg te kijken met de geest. Dus bij het kunnen zeggen wat iets is zijn twee onderdelen betrokken – kijken en zien. Alleen wanneer deze twee aanwezig zijn, zal men kunnen zeggen: ‘Het is dit’. Het nota nemen van het rijzen is er naar kijken. Er wordt je voorgehouden te kijken. Wanneer je kijkt, wat zie je dan? Wat is het rijzen? Je moet het beschrijven zoals je het ziet en kent. Alleen wanneer deze twee onderdelen aanwezig zijn, zal men kunnen zeggen wat het is. Wanneer men na het nota nemen van het rijzen dit niet beschrijft zoals men het gezien heeft, maar in plaats daarvan een gedachtensprong maakt en over van alles en nog wat begint te praten, is dat niet de bedoeling.

Het gehele rijzen observeren

Het is belangrijk dat men in staat is te zeggen hoe men het rijzen van de onderbuik observeert van het allereerste begin tot aan het einde. Wanneer de adem het lichaam binnengaat, zet de onderbuik uit of rijst hij. Hij gaat door met rijzen als men inademt. Wanneer de inademing tot een einde komt, gebeurt dat ook met het rijzen. Daarom wordt er in de teksten gezegd dat men, wanneer men nota neemt van het rijzen, sabbakaya patisamvedi, het lichaam in zijn geheel moet ervaren. Dit betekent niet dat men zijn gehele lichaam moet observeren. Het betekent het ervaren van het begin tot het einde van de gehele reeks van fysieke verschijnselen zoals stijfheid, spanning en beweging die zich voordoen wanneer de inademing veroorzaakt dat de onderbuik uitzet. Dat is wat bedoeld wordt met ‘ervaar het lichaam in zijn geheel’.

Sabbakaya betekent de gehele groep van fysieke verschijnselen, alle fysieke verschijnselen. De teksten verklaren sabba als adimajjha-pariyosana, of ‘begin, midden en einde’. Deze drie onderdelen in hun geheel, het begin, midden en einde, zijn wat bedoeld wordt met sabba of geheel. Als we het gehele rijzen in delen opdelen, is er een begin, een midden en een einde. Het is naar deze drie onderdelen in hun geheel dat de Boeddha verwees toen hij zei ‘Sabbakaya patisamvedi’ – ‘men moet er een oefening van maken het lichaam in zijn geheel te kennen, in zijn geheel te begrijpen.’

Je volledig inspannen

Daarom moet men wanneer men nota neemt van ‘rijzen’, dit met de geest volgen vanaf het allerkleinste begin van het rijzen. De geest moet bij het rijzen komen. Als de onderbuik rijst, moet men zijn geest op de rijzende beweging richten. De observatie moet ophouden op precies hetzelfde moment als dat het rijzen ophoudt. Bij het begin van iemands oefening zijn het begin, midden en einde van het rijzen nog niet duidelijk. Toch houdt de leraar de yogi voor met speciale inspanning nota te nemen zodat zij duidelijk worden. De vraag rijst: ‘Waarom vragen de meditatieleraren aan beginners iets te doen wat zij nog niet kunnen? Heeft het enig voordeel hen te vragen het onmogelijke te doen?’ De leraar doet dat als een indirecte manier om de yogi’s ertoe te brengen de noodzakelijke inspanning te verrichten. Als de leraar minder zou vragen en zou zeggen ‘Observeer gewoon wat je kunt, het is oké’, zouden de yogi’s oppervlakkig oefenen. In dat geval zou hun meditatie op dezelfde manier eindigen. Hun meditatie zou voorbij zijn omdat nu eenmaal het aantal dagen dat voor de retraite was uitgetrokken voorbij was. Hun retraite zou voorbij zijn, maar dat is dan ook alles.

Wat is ‘rijzen’?

Met als doel dat de yogi’s een zorgvuldige, geconcentreerde inspanning verrichten, geven de leraren de yogi’s daarom de instructie om er met hun volle aandacht bij te zijn. Alleen wanneer de geest standvastig is, volledig op de onderbuik geplaatst op het moment dat het rijzen plaatsvindt, zal volledige concentratie worden verworven. Wanneer men nota neemt, moet men de houding hebben: ‘Ik ga het gehele rijzen observeren, van het eerste begin tot het laatste moment.’ Later zal men in staat zijn dit ook echt te doen.

In het interview moeten beginnende yogi’s in staat zijn te beschrijven hoe zij het rijzen observeerden, van het eerste begin tot het laatste moment. Kun je hier nota van nemen of niet? Observeert de geest het object frontaal, direct, of niet? Kun je van het gehele proces nota nemen of niet? Men moet dit in het interview uiteen kunnen zetten. Als je nota kunt nemen, wat zie je dan? Wat zijn je bevindingen? Wanneer je op een object gericht bent, moet je niet fantaseren over andere dingen. Het is niet nodig over andere objecten te spreken die gezien of gevonden zijn. Wat belangrijk is, is te spreken over het object dat men op een gerichte, geconcentreerde manier heeft geobserveerd. Men moet in staat zijn het rijzen te beschrijven.

Wanneer je met het hoofdobject werkt en niet eens in staat bent te zeggen wat de vorm en de positie ervan zijn, wordt ons meditatiewerk zinloos. Daarom moet de leraar de yogi’s vertellen hoe zij hun meditatie-ervaring zo kunnen beschrijven dat hun oefening nauwkeurig en zinvol wordt. Men moet in staat zijn de vraag te beantwoorden: ‘Wanneer je nota neemt van ‘rijzen’, kun je dan het rijzen nauwgezet volgen van het begin tot het einde? Of kun je dat niet?’

Als je het kunt volgen, zeg dan dat je dat kunt. Als je het niet kunt, zeg dan natuurlijk dat je het niet kunt. Als je het kunt volgen, wat zie je dan? Zie je de onderbuik? Zie je zijn positie van rijzen? Of zie je stijfheid, spanning, beweging? Men moet in staat zijn op deze manier verslag uit te brengen.

Drie fysieke gedaantes

De ervaring leert dat er drie kanten zitten aan al het fysieke. Die drie zijn de fysieke verschijning of vorm, de fysieke positie en de essentiële fysieke eigenschap of ware aard.

Als wij de geest op een gewone manier op de onderbuik richten, wordt de vorm van de onderbuik duidelijk. De omvang of vorm van de onderbuik wordt zijn ‘verschijningsvorm’ genoemd. Het gehele lichaam is een fysieke vorm. De onderbuik, een van de onderdelen van het lichaam, is ook een fysieke vorm. Dit wordt ook ‘verschijningsvorm’ genoemd.

‘Positie’ heeft betrekking op de positie van de onderbuik. Hoe is hij gesitueerd? Is hij leeggelopen of is hij uitgezet? Is hij ingezakt? De onderbuik is in een of andere positie. Wanneer je inademt, rijst de onderbuik of zet hij uit. Hij is in een uitgezette positie. Wanneer de adem uitstroomt, valt de onderbuik in, zakt hij in of loopt hij leeg. Hij is in een ingezakte positie. In het Pali heet dit akara. Akara betekent situatie, positie of manier.

Wat is bijvoorbeeld de positie van de hand? Hoe is hij geplaatst? Is hij gesloten tot een vuist? Is hij opengestrekt? Of de positie van het lichaam. Zit het, staat het, loopt het, ligt het op een bed, of wat dan ook. Dit zijn allemaal posities. Is de onderbuik nu in een uitgezette positie of in een ingezakte positie? Als men zorgvuldig en gericht kijkt, kan men voordat men de ware aard van fysieke verschijnselen kan zien, hun vorm of omvang zien. Men begint dit te kunnen zien. Men kan ook hun positie zien, zoals die van de onderbuik die uitgezet is.

Vorm en positie zien is geen wijsheid. Men moet penetreren in vorm en positie, er voorbij gaan, om bij de stijfheid, spanning, vibratie en beweging te komen die werkelijk bestaan op het moment van rijzen. Die worden ‘essentiële fysieke eigenschappen’ of ‘ware aard’ genoemd.

De yogi’s voorhouden het rijzen te observeren zoals het plaatsvindt, is te vragen dat zij kijken om te zien wat het is. Is het alleen de onderbuik? Of is het alleen de rijzende positie? Welke eigenschap is er, van de eigenschappen die hiervoor genoemd zijn? Is er stijfheid? Spanning? Vibratie? Beweging? Men moet in staat zijn dit te zeggen. Als men zorgvuldig observeert, zal men in staat zijn de ware aard te zien. Maar wanneer men verslag uitbrengt, moet men niet zeggen wat men zich inbeeldt. Men moet zeggen wat men gezien heeft. Wat men zegt gebaseerd op inbeelding is niet je eigen kennis. Je eigen kennis is wat je weet, nadat je gekeken en gezien hebt voor jezelf. Kijk bijvoorbeeld eens hiernaar [toont een pen]. Wanneer ik vraag ‘Wat zie je?’ hoe antwoord je dan? Het is een pen, zul je zeggen. Waarom kun je zeggen dat het een pen is? Omdat je het ziet. Waarom zie je het? Omdat je kijkt. Je keek omdat het je gevraagd werd. Je keek, en je zag het. Als eerste zag je wat het is. Als je duidelijk observeert, kun je de kleur onderscheiden, zilver of goud, wit, geel, rood enzovoort. Tegelijk met de visuele verschijningsvorm worden de positie en de ware aard duidelijk. Het is niet juist als je kijkt maar niet ziet. Daarom, om te weten hoe je moet kijken en hoe je moet beschrijven wat je ziet, heeft Sayadawgyi een paar principes gegeven om de weg te banen.

Wat ken je?

Op het moment van rijzen, kun je dan het hoofdobject nauwkeurig observeren of niet? Als je het kunt, wat ken je dan? Net zoals men moet zeggen wat men kent van het rijzen, moet men ook in staat zijn het dalen te beschrijven. Op het moment van dalen, van het eerste begin van het dalen tot het einde ervan, moet men in staat zijn te observeren hoe de onderbuik begint in te zakken bij het kleinste begin van de uitademing. Terwijl men doorgaat met uitademen, gaat de onderbuik langzaam door met leeglopen. Wanneer het uitademen ophoudt, komt ook het inzakken van de onderbuik tot een einde. Het dalen van de onderbuik is verbonden met de uitademing. Zo gauw men begint uit te ademen, begint de onderbuik leeg te lopen. Wanneer de uitademing ophoudt, komt ook de invallende beweging tot een einde. Wanneer men nota neemt van het dalen, kan men het dan observeren, het nauwkeurig volgen vanaf het eerste begin tot het einde, of niet? Men moet deze vraag kunnen beantwoorden. Welke eigenschap, welke vorm leer je kennen? Ken je alleen de vorm van de onderbuik? Of ken je de positie van de onderbuik als ingezakt en leeggelopen? Welke eigenschap observeer je? Ontspanning? Onbeweeglijkheid? Beweging? Stijfheid? Strakheid? Vibratie? Het is heel belangrijk in staat te zijn te antwoorden.

Denken en inbeelden

De geest is niet iets dat blijft waar men hem op richt. Daarom komen, wanneer men zit en het hoofdobject, het rijzen en dalen, observeert, verschillende soorten van denken en plannen op. De geest laat het object van observatie achter en gaat ronddwalen. Hij doet wat hij wil. Uiteenlopende gedachten doen zich voor, goede en slechte. Uiteenlopende gedachten komen op, zuivere en lelijke. Als dat gebeurt, wat moet men dan doen? Neem er natuurlijk onverwijld nota van!

Er kunnen uiteenlopende fantasieën opkomen. Als ze opkomen, kun je er dan nota van nemen? Of kun je dit niet? Men moet in staat zijn er nota van te nemen. Wanneer je nota neemt van een fantasie, gaat de geest dan door met fantaseren? Houdt hij ermee op? Verdwijnt het? Gaat de geest terug naar het oorspronkelijke object dat men aan te observeren was? Men moet dat kunnen zeggen.

  • Breng verslag uit van inbeelding, hoe er nota van genomen is en wat men heeft leren kennen.

Wanneer een beginnende yogi het hoofdobject observeert, en het daarmee tot een anker maakt voor de geest, zijn bestaande gevoelens (vedana) aanvankelijk niet duidelijk. Alleen denken en inbeelden doen zich voor. Bij het begin van de oefening is men er niet ieder moment gewaar van dat er denken is. Soms is men het denken gewaar en soms niet. Als men het gewaar is, moet men dit rapporteren. Men moet zich richten op het hoofdobject en dit nauwkeurig volgen opdat er niet allerlei soorten gedachten opkomen.

Gevoelens (vedana)

Wanneer men een tijdje gezeten heeft, komen, na vijf, tien of vijftien minuten, kleine gevoelens van ongemak op in het lichaam. Net zoals gemak en ongemak zich in het lichaam voordoen, zo komen ook in de geest geleidelijk aan uiteenlopende soorten van aangename en onaangename gevoelens op. Als er iets is opgekomen, moet men het observeren. Maar wanneer men verslag uitbrengt, gebruik dan niet het woord vedana. Als er jeuk is, zeg dan ‘jeuk’, als er pijn is, ‘pijn’, als er gevoelloosheid is, ‘gevoelloos’, als er tinteling is, ‘tinteling’. Het is beter gewone taal te gebruiken om gewaarwordingen te beschrijven. Laten we zeggen dat bij het observeren van het rijzen en dalen een plek pijn begint te doen. Het is opgekomen. Hier is het begonnen pijn te doen. We hebben niets gedaan om het pijn te laten doen. Het doet pijn vanuit zichzelf. Dank zij ‘slecht’ contact, komt een onaangenaam gevoel op. De yogi richt zijn geest en neemt nota met ‘pijn, pijn, pijn’. Dat is het observeren van vedana. Wat gebeurt er met deze pijn? Gaat het meer pijn doen? Blijft het hetzelfde? Neemt het af of verdwijnt het volledig?

Als het meer pijn gaat doen, zeg dan dat het meer pijn gaat doen. Als het hetzelfde blijft, zeg dan dat het hetzelfde blijft. Als het vermindert, zeg dan dat het vermindert. Als het zwak wordt, zeg dan dat het zwak wordt. Als het volledig weggaat, zeg dan dat het volledig weggaat. Men moet in staat zijn dat te zeggen. Het begint ergens te jeuken. Het jeukt niet omdat wij het hebben laten jeuken. Het jeukt uit zichzelf. Wat is onze taak? Nota te nemen met ‘jeuk’. Wat gebeurt er? Vermeerdert de jeuk? Blijft het hetzelfde? Wordt het minder? Verdwijnt het volledig? Men moet dit kunnen zeggen. Dit zijn voorbeelden. Sayadawgyi heeft de weg voor je gebaand.

  • Breng verslag uit van alle gevoelens, hoe je er nota van genomen hebt en wat je hebt leren kennen.

Dhamma’s

Naast de verschillende gedachten en gevoelens die kunnen opkomen in ons lichaam en onze geest terwijl we het hoofdobject observeren, kunnen ook beelden, geluiden, geuren, smaken en allerlei soorten aanrakingen opkomen, gevolgd door verlangen, de wens om te kwetsen of luiheid. Daarna kunnen ook rusteloosheid, zorgelijkheid, twijfel, bekritiseren, herinneren, helder weten, oplettendheid, verrukking, tevredenheid, vrede, kalmte, gemak in de meditatie en vele andere objecten opkomen.

De Boeddha noemde dit dhamma’s of natuurlijke verschijnselen, een term die alle soorten objecten die hierboven genoemd worden samenvat. De Boeddha was kernachtig en treffend in zijn gebruik van woorden. In geen andere religie buiten het boeddhisme wordt zo’n precies woordgebruik aangetroffen. Alleen de Boeddha gebruikte woorden op zo’n manier, waarmee hij uiteenlopende natuurlijke verschijnselen tezamen groepeerde als dhamma’s of natuurlijke verschijnselen. Deze dhamma’s of ‘objecten van de geest’ komen op.

Laten we zeggen dat verlangen opkomt. Wat gebeurt er wanneer je nota neemt ‘verlangen’? Boosheid komt op in de geest. Wat gebeurt er wanneer je er nota van neemt? Je moet dat kunnen zeggen. Hoe voel je je? Traag. De energie is laag. Neem er nota van. Wat gebeurt er? Er is rusteloosheid. Neem er nota van. Wat gebeurt er? De geest is zorgelijk. Neem er nota van. Wat gebeurt er? De geest is verstrooid. Evaluatie, overdenking en twijfel komen op. Neem er nota van. Wat gebeurt er? Telkens wanneer deze dhamma’s, objecten van de geest, opkomen, moet je er nota van nemen.

  • Breng verslag uit van alle dhamma’s die opkomen, hoe je er nota van genomen hebt en wat je hebt leren kennen.

Hoe nota te nemen van de lopende meditatie

Op dezelfde manier richt je je bij de lopende meditatie op het onderbeen en neemt nota van ‘lopen’, ‘rechts’, ‘links’ of ‘optillen, bewegen, plaatsen’. Op het moment van optillen, kun je dit dan nauwkeurig observeren, van het kleinste begin van het optillen tot het einde, of niet? Als je het nauwkeurig kunt observeren, wat zie je dan? Zie je het onderbeen, of de positie van optillen? Of zie je een eigenschap zoals lichtheid, zwaarte, stijfheid of voortduwen? Men moet kunnen zeggen hoe het plaatsvindt.

Daarom moet men bij het beschrijven van een fysiek object een van de volgende zaken kunnen noemen: de vorm ervan, de positie of de ware aard. Men moet zorgvuldig observeren om dit te kunnen zeggen. Als men nota neemt ‘bewegen’, kan men dan zorgvuldig observeren vanaf het begin van het bewegen tot aan het einde ervan, of niet? Als men dat kan, welke eigenschap kent men dan? Leert men de vorm van het onderbeen kennen? Of de positie van het voorwaarts gaan? In het moment van het voorwaarts bewegen, welke eigenschap leert men dan kennen? Duwen van achteruit? Getrokken worden van voren? Men moet kunnen zeggen wat er is. Wanneer men nota neemt van ‘plaatsen’, moet men ook onafgebroken focussen vanaf het kleinste begin van het dalen van de voet tot aan het moment dat deze volledig tot rust komt op de vloer of de grond. Wanneer men nauwkeurig kan volgen, kan men dit dan ook onafgebroken vanaf het begin tot het einde, of niet? Men moet dit kunnen zeggen. Als men onafgebroken kan volgen, met de geest die op het object valt, wat kent men dan? Kent men de vorm van het onderbeen? Kent men de positie van het plaatsen van het onderbeen? Of kent men zwaarte, lichtheid, zachtheid, stijfheid of spanning? Men moet kunnen zeggen wat men leert kennen.

Alsof het niet belangrijk is

Deze methode van verslag uitbrengen die Sayadawgyi voor de yogi’s heeft ontworpen is erg belangrijk. Als Sayadawgyi het hierbij laat, zullen de meeste mensen het begrijpen. Maar als Sayadawgyi sommige punten niet openlijk en duidelijk uitlegt, zullen sommige yogi’s het niet begrijpen. Er zijn andere objecten, zoals buigen, strekken, leunen, het hoofd draaien, gaan zitten, opstaan enzovoort. Ook wat deze objecten betreft geldt dat zij opkomen en dat men ze observeert. Valt de geest samen met het object of niet? Bereikt de geest het te observeren object? Als hij het object bereikt, welke eigenschap leert men dan kennen? Het is heel belangrijk dat men dit kan zeggen. Men moet een verslag kunnen geven beginnend bij het primaire object. Tijdens de zitmeditatie richt men de geest op de onderbuik en observeert, te beginnen bij het rijzen en dalen. Het is daarom belangrijk dat men het verslag begint met het rijzen en dalen. Het is niet juist als men alleen maar zegt dat men nota nam van het rijzen en dalen en vervolgens over andere dingen gaat spreken. Wat Sayadawgyi het meeste hoort, is: ‘Bhante, ik nam nota van het rijzen en dalen. Terwijl ik het rijzen en dalen observeerde . . .’ Dan gaat de yogi door met spreken over allerlei andere dingen. Als men spreekt over andere dingen, in plaats van nauwkeurig het belangrijkste punt te beschrijven dat genoemd moet worden, is het alsof men denkt dat het niet belangrijk is. Sayadawgyi denkt dat dit niet juist is.

Daarom heeft Sayadawgyi een paar verzen geschreven om de weg te plaveien:

  • Vertel over het rijzen, hoe je er nota van nam en wat je kende
  • Vertel over het dalen, hoe je er nota van nam en wat je kende
  • Object, nota nemen, wat gekend wordt: deze drie punten zijn het belangrijkste
  • Laat deze drie aan de orde komen, precies en duidelijk, voor ieder object dat je ziet
  • Kun je het object nauwkeurig volgen, zodra het komt?
  • Standvastig, samenvallend: kun je nota nemen of niet?
  • Als je het kunt, zeg dan wat je kende, volledig en naar waarheid
  • Als je het niet kunt, zeg dan, wát er ook gebeurde, hoe je er nota van nam en hoe je het kende.

De drie karakteristieken

Bij het mediteren moet iedere yogi ook de drie karakteristieken of lakkhana begrijpen. Lakkhana betekent karakteristiek of onderscheidingsteken. Wat zijn deze drie?

  1. De individuele karakteristiek (sabhava lakkhana)
  2. De karakteristiek van kortstondigheid (sankhata lakkhana)
  3. De gemeenschappelijke karakteristiek (samañña lakkhana).

Men moet deze drie termen begrijpen. Van deze drie verwijst sabhava lakkhana naar de substantiële of unieke eigenschappen van mentale en fysieke verschijnselen.

1a. Pathavi dhatu – het element aarde

Laten we zeggen dat we ons lichaam voelen. Als we een benig gebied aanraken, vinden we de eigenschap van hardheid of vastheid. Als we vlees voelen, vinden we de eigenschap van zachtheid of weekheid. In de teksten wordt dit soort materie pathavi dhatu genoemd, in het Nederlands het element aarde. Of we kunnen eenvoudigweg zeggen aarde. Vanwege zijn eigenschap van hard of zacht, wordt het pathavi dhatu of het aarde-element genoemd. Alleen pathavi dhatu, het aarde-element, heeft deze eigenschap van hard of zacht te zijn. De andere elementen hebben deze eigenschap niet. Als men deze eigenschappen ziet, zal men zeggen: ‘Dat is zeer beslist pathavi, dat is het aarde-element.’ Hardheid en zachtheid zijn de individuele eigenschappen ervan. Die worden genoemd sabhava lakkhana.

1b. Tejo dhatu – het element temperatuur

Het element temperatuur is precies hetzelfde. Temperatuur verwijst naar zowel heet als koud. Het element temperatuur wordt in de teksten tejo dhatu genoemd. Het wordt gewoonlijk ‘het element vuur’ genoemd. Men denkt aan hitte als men het het element vuur noemt. In feite omvat het element temperatuur niet alleen de eigenschap hitte. Het omvat ook de eigenschap koude. Als we spreken van temperatuur, is het gewoon tejo dhatu: hitte en koude. De eigenschap van temperatuur bestaat alleen in dit vuur-element dat tejo heet. Het bestaat niet in andere elementen. Als men deze eigenschappen ziet, zal men zeggen: ‘Dat is zeer beslist tejo dhatu, het vuur-element, het element temperatuur.’

1c. De elementen water en lucht

Wat water betreft, de eigenschap van vloeibaarheid is alleen te vinden in apo dhatu, niet in de andere elementen. Wanneer men deze eigenschap ziet, zal men zeggen: ‘Dat is apo dhatu, dat is het water-element.’ Vayo heeft de eigenschap van stijfheid, spanning en beweging. Alleen lucht heeft die eigenschappen. Ze komen niet voor in de andere elementen. Wanneer men deze eigenschappen ziet, zal men zeggen: ‘Dat is het lucht-element, dat is vayo dhatu.’

1d. Individuele eigenschappen van mentale verschijnselen

De geest heeft de eigenschap een object te nemen (zoals wanneer de ‘ziende geest’ iets zichtbaars als zijn object neemt). Contact (phassa), een geestestoestand die tegelijk met de geest opkomt en deze ‘kleurt’, heeft de eigenschap contact te maken. Gevoel of vedana heeft de eigenschap te voelen. Fysieke en mentale verschijnselen hebben elk hun eigen eigenschappen, wat in het Pali sabhava lakkhana wordt genoemd: de eigen, unieke, individuele karakteristiek. Men moet weten dat de unieke eigenschap van een gegeven fysiek of mentaal verschijnsel sabhava lakkhana genoemd wordt.

2. De karakteristiek van kortstondigheid of sankhata lakkhana

Iedere individuele karakteristiek heeft een begin, een midden en een einde, of opkomen, voortduren en uiteenvallen. In het Pali heet dit uppada, thiti en bhanga. Uppada betekent begin. Thiti betekent gericht zijn op uiteenval, voor een moment bestaan. Bhanga betekent uiteenvallen, verdwijnen. In alledaagse taal zouden we kunnen zeggen begin, midden en einde, of in andere woorden opkomen, kortstondige voortzetting en uiteenval. Iedere natuurlijke karakteristiek van mentale en fysieke verschijnselen, zoals hardheid, zachtheid, hitte, koude, stijfheid, spanning, beweging, een object kennen, contact, gevoel enzovoort, heeft een begin, midden en einde. Elke heeft een moment van opkomen, van voortduren en van uiteenvallen. De karakteristiek van kortstondigheid van alle mentale en fysieke verschijnselen, dat wil zeggen de karakteristiek een begin te hebben, een midden en een einde, wordt sankhata lakkhana genoemd.

Fysieke en mentale verschijnselen die opkomen dank zij voorwaarden hebben een moment van opkomen, van voortduren en van uiteenvallen. Deze drie momenten worden sankhata lakkhana genoemd.

3. Gemeenschappelijke karakteristiek of samañña lakkhana

Samañña lakkhana betekent karakteristieken die gemeenschappelijk zijn aan alle verschijnselen. Gemeenschappelijk aan alle mentale en fysieke verschijnselen is dat ze na opgekomen te zijn verdwijnen. De hardheid die zojuist genoemd werd verdwijnt. Zachtheid, hitte en koude verdwijnen ook. Ze zijn allemaal onbestendig. Stijfheid, spanning, koelte, smelten, vloeien en kleverigheid verdwijnen ook. Visueel bewustzijn, hoorbewustzijn en visueel contact verdwijnen ook. Gevoelens, bijvoorbeeld goed zijn om te zien of slecht om te zien, verdwijnen ook. Alle dingen komen op en verdwijnen weer.

Er is geen verschijnsel dat blijft na te zijn opgekomen. Alles verdwijnt. Na te zijn opgekomen, valt het uiteen. Het verschijnt en verdwijnt weer.

Drie karakteristieken zijn relevant voor alle mentale en fysieke verschijnselen als universele karakteristieken. Daarom worden ze in het Pali samañña genoemd, in het Nederlands gemeenschappelijk of universeel. Karakteristieken die gemeenschappelijk zijn aan alles worden gemeenschappelijke karakteristieken of samañña lakkhana genoemd. Net zoals er de gemeenschappelijke karakteristiek is van verdwijnen na te zijn opgekomen, genaamd anicca lakkhana of onbestendigheid, is ook de karakteristiek van onbevredigendheid en onbetrouwbaarheid, genaamd dukkha lakkhana, gemeenschappelijk aan alle mentale en fysieke verschijnselen. De karakteristiek van zich voordoen volgens de eigen aard, het ontbreken van een onvervreemdbaar zelf, genaamd anatta lakkhana, is ook gemeenschappelijk aan alle mentale en fysieke verschijnselen.

Deze drie karakteristieken, anicca lakkhana, dukkha lakkhana en anatta lakkhana, doordrenken alle fysieke en mentale verschijnselen en zijn aan allemaal gemeenschappelijk. Deze karakteristieken worden genoemd samañña lakkhana.

  • Sabhava, sankhata en samañña, 3 lakkhana.

Alleen wanneer men nota neemt op het moment van opkomen

Van deze drie karakteristieken is sabhava degene waarmee we werken. De meditatieoefening die we nu doen wordt gedaan om sabhava te kennen, de ware aard van geest en lichaam. Hoe moeten wij nota nemen om de individuele eigenschappen van geest en lichaam te kennen? We moeten observeren op het moment dat ze opkomen. ‘Op het moment van opkomen’ betekent dat we onze aandacht krachtig op de onderbuik plaatsen. We ademen in. Oh, de onderbuik zet uit, rijst! Oh, het gebeurt echt! Voordat we inademen, is het rijzen nog niet opgekomen. Maar wanneer we inademen doet het rijzen zich voor. ‘Op het moment van opkomen’ betekent terwijl het gebeurt. In gewone woorden: wij observeren de onderbuik terwijl hij rijst als ‘rijzen’. Dit betekent te observeren vanaf de start, de geringste notie van rijzen, totdat het tot een einde komt. Wanneer we inademen is wat naar binnen gaat lucht. Wat is lucht? Gewoon stijfheid, spanning, vibratie en beweging. Zo zal men de sabhava, de ware aard van lucht kennen. Er wordt gezegd: ‘Neem nota op het moment van opkomen – alleen dan kan men sabhava met zekerheid zien.’ Als we niet observeren op het moment dat het rijzen zich voordoet, kunnen we sabhava niet kennen. We kunnen zelfs de vorm van de onderbuik niet kennen of zijn positie van uitgezet zijn, laat staan sabhava. Er is geen enkele manier waarop we het kunnen kennen.

Samenvattend

Focus daarom in overeenstemming met de instructie ‘nota nemen op het moment van opkomen’ om de eigenschap van fysieke verschijnselen te kennen zorgvuldig op het rijzen vanaf het eerste begin ervan wanneer de onderbuik begint  te rijzen als gevolg van het inademen tot helemaal aan het einde. Zoals Sayadawgyi gezegd heeft ‘Focus op het rijzen, volg het zorgvuldig’, dat wil zeggen focus en neem nota als ‘rijzen’. Observeer, kijk. Wanneer men sabhava veel kan observeren, en de geest daarom frequent genoeg op het object valt, zal de sterkte van je concentratie goed worden. Er zal kracht worden ontwikkeld. Wanneer de kracht van concentratie goed wordt, zal men niet langer de vorm zien van de onderbuik of zijn positie van uitgezet zijn. Men zal daar voorbij gaan en de eigenschappen van stijfheid, spanning, vibratie en beweging leren kennen.

Evenzo, zoals Sayadawgyi heeft gezegd: ‘Focus op het dalen, volg het zorgvuldig,’ op het moment van dalen, van de geringste zweem van dalen totdat het tot een einde komt. Als men het zorgvuldig volgt, gaat men voorbij de vorm van de onderbuik en zijn positie van leeggelopen zijn. De onderbuik ontspant, wordt stil. Wanneer men een gaatje maakt in een bal vol met lucht, verliest hij zijn spanning, beweegt nog wat en wordt stil. Men gaat zich realiseren dat dit de individuele karakteristiek is van lucht. Op dezelfde manier gaat het wanneer men de hoofdobjecten van optillen, de voet voorwaarts bewegen en plaatsen observeert: focus en volg zorgvuldig vanaf het allerkleinste begin van het optillen tot aan het einde ervan. Je zult een eigenschap zien. Nota nemen op het moment van opkomen betekent dat wanneer de voet voorwaarts beweegt, men nauwkeurig moet focussen vanaf het begin van de beweging tot aan het moment dat de voet ophoudt met voorwaarts te bewegen. Ook bij het plaatsen: focus zorgvuldig vanaf het begin tot het moment dat de neerwaartse beweging tot een einde komt. Wanneer de yogi deze kleine gebeurtenissen nauwkeurig kan observeren, zal hij of zij de sabhava gaan zien die bestaat op het moment van opkomen.

Het is aan jou sabhava te zien

Wat zul je gaan zien? Sayadawgyi zegt je het antwoord niet voor, maar hij laat je de methode van observeren, van kijken zien. Zoals bij het oplossen van een wiskundig probleem, toont de leraar alleen de methode om het probleem op te lossen en het juiste antwoord te krijgen, maar maakt hij het antwoord niet bekend. De methode van oplossen is wat belangrijk is. Wanneer men de methode kent, moet men het antwoord voor zichzelf vinden. Sayadawgyi heeft de weg gebaand. Wees daarbij heel oplettend.

Op precies dezelfde manier als bij de primaire objecten, moet men observeren op het moment van buigen, strekken, leunen, het draaien van het hoofd, het knipperen met de ogen, het sluiten van de ogen, het openen ervan, gaan zitten, opstaan . . . alles. Men moet al deze gebeurtenissen nauwgezet volgen.

Ook in je lichaam: op de momenten van hardheid, van zachtheid, hitte, koude, stijfheid, spanning, beweging, pijn, stevigheid, gevoelloosheid en tintelen, als men precies focust, zal men sabhava precies zien. Dat is de taak.

  • Neem nota op het moment van opkomen – alleen dan kan men sabhava met zekerheid kennen

Het moment van opkomen

In de uitdrukking ‘moment van opkomen’ kan men bij het woord ‘opkomen’ alles invullen. Als men in plaats van ‘opkomen’, ‘zien’ invult, hebben we ‘het moment van zien’. ‘Horen’: ‘het moment van horen’. Evenzo: ‘het moment van ruiken’, ‘het moment van proeven’, ‘het moment van aanraken’, ‘het moment van rijzen’, ‘het moment van dalen’, ‘het moment van gaan zitten’, ‘het moment van buigen’, ‘het moment van strekken’ – alles. ‘Opkomen’ heeft betrekking op alle verschijnselen.

Als men het woord ‘hitte’ invult, wordt het ‘het moment van hitte’, ‘koude’ ‘het moment van koude’, enzovoort. Mensen die van beknoptheid houden, zullen ‘opkomen’ uitwerken waar het toepasbaar is, om eenvoudig en precies nota te kunnen nemen. Dit alles is voldoende om te begrijpen. Dit is de taak. Sayadawgyi heeft een heel korte taak uiteengezet: nota te nemen op het moment van opkomen – alleen dan kan men sabhava met zekerheid kennen. Daarom moet men, als men mentale en fysieke eigenschappen die elk op hun eigen tijd opkomen wil kennen, observeren op het precieze moment dat zij opkomen – het moment van zien, horen, ruiken, proeven, aanraken, buigen, strekken, leunen, het draaien van het hoofd, optillen, bewegen, plaatsen . . . alles. Wanneer we gaan zitten en opstaan, is er de intentie om te gaan zitten, op te staan, te buigen, te strekken enzovoort. Als men deze inleidende geest-momenten ook observeert op het moment dat ze opkomen, zullen hun eigenschappen volledig duidelijk worden.

Alleen wanneer sabhava gezien wordt, zal sankhata verschijnen

Kijk eens hiernaar [houdt een boek omhoog]. Focus je aandacht. Als je focust, zal de vorm verschijnen. Je zult ook de positie ervan gaan zien. Het zien van de vorm is het eerste stadium. De positie of situatie kennen is het tweede. Kijk nauwkeurig. Je zult zien. Wanneer men sabhava leert kennen, door te hebben gefocust op het moment van opkomen, zal langzaam, beetje bij beetje, kennis beginnen tot rijpheid te komen. Later, wanneer kennis rijp is, zullen het begin van sabhava, zijn voortduren en zijn einde, dat wil zeggen zijn opkomen, kortstondig bestaan en uiteenvallen, duidelijk worden. ‘Alleen wanneer sabhava wordt gezien, zal sankhata verschijnen.’ Zonder sabhava te zien zal sankhata niet duidelijk zijn. Alleen wanneer men de sabhava ziet van geest en materie door er nota van te hebben genomen op het moment van opkomen zal men in staat zijn de drie onderdelen ervan te zien: begin, voortduring en het tot een einde komen.

  • Alleen wanneer sabhava gezien wordt zal sankhata verschijnen

Alleen wanneer sankhata verschijnt zal samañña gezien worden.

Dank zij het zien van sabhava worden het opkomen, het kortstondige bestaan en het uiteenvallen ervan duidelijk. In het bijzonder wanneer het uiteenvallen duidelijk wordt, zal men gaan zien en kennen hoe het object van observatie opkomt en vervolgens wegvalt. Men zal de onbestendigheid ervan zien. Men zal gaan zien hoe onbetrouwbaar het is. Men zal ook gaan zien hoe het object van observatie zich voordoet volgens zijn eigen aard. In het bijzonder: wanneer men nog niet het ophouden heeft gezien, als het ophouden nog niet duidelijk is, zullen de gemeenschappelijke karakteristieken van alle mentale en fysieke verschijnselen – hun onbestendigheid, onbevredigende aard en hoe zij plaatsvinden volgens hun eigen aard – nog niet gezien worden. ‘Pas wanneer sankhata verschijnt zal samañña verschijnen.’ Men hoeft niets bijzonders te doen om sankhata te laten verschijnen. Observeer gewoon op het moment van opkomen om sabhava te zien. Als men sabhava ziet, verschijnt sankhata vanzelf. Als sankhata verschijnt, zal samañña gezien worden – dat wil zeggen onbestendigheid, onbevredigendheid en de manier waarop dingen gebeuren in overeenstemming met hun eigen aard.

Als men nota neemt van het rijzen van zijn minieme start tot het einde zal men voor zichzelf gaan zien.

Als men nota neemt van het dalen van het begin tot het einde, het nauwkeurig volgend, en bovendien de opkomende verschijnselen in het lichaam . . ., verschijnen, nota nemen, wegvallen . . ., verschijnen, nota nemen, wegvallen . . ., dan zal men deze gemeenschappelijke karakteristieken gaan zien. Verschijnen en vervolgens wegvallen, geboren worden en vervolgens dood gaan: men zal zien hoe dingen ten onder gaan. Wat ten onder gaat is niet goed. Het is onbevredigend, niet betrouwbaar. Men zal dit gaan zien. Men zal heel duidelijk gaan zien hoe dingen gebeuren niet volgens onze wensen maar volgens hun eigen aard. Maar om zo te zien, moet sankhata verschijnen. Het verschijnen van sankhata betekent dat de samengestelde karakteristieken van verschijnselen duidelijk worden in iemands geest. Dat wil zeggen: opkomen, kortstondig bestaan en wegvallen: het begin, midden en einde van het object van observatie. In het bijzonder: als het laatste deel, het uiteenvallen, duidelijk wordt, zullen onbestendigheid, onbevredigendheid en onbeheersbaarheid verschijnen.

Alleen wanneer samañña gezien wordt, zal Vipassana kennis verschijnen

Wanneer men samañña ziet, is Vipassana kennis begonnen. ‘Vi’ verwijst naar hoe mentale en fysieke verschijnselen opkomen, voor een moment bestaan en dan uiteenvallen, verschijnen en verdwijnen, hoe ze onbevredigend zijn omdat ze opkomen en verdwijnen en hoe ze onbetrouwbaar en onbeheersbaar zijn. In het kort betekent het woord ‘vi’ de verschillende aspecten van onbestendigheid, onbevredigendheid en onbeheersbaarheid. ‘Passana’ betekent zien. ‘Vipassana’ betekent de kennis die kan zien in termen van onbestendigheid, onbevredigendheid en onbeheersbaarheid. Dat wordt ‘Vipassana Kennis’ genoemd. ‘Alleen wanneer samañña gezien wordt komt vipassana kennis op.’ Nadat de vipassana kennis begonnen is, wordt deze geleidelijk aan rijper. Wanneer hij volledig is, zal Kennis van het Nobele Pad (ariya magga ñana) opkomen. Op dat punt zal men voor zichzelf Nibbana zien, het ophouden van zowel mentale als fysieke verschijnselen en van alle lijden. Alleen wanneer men Nibbana realiseert zal men in staat zijn te ontsnappen aan het lijden van de lagere bestaansgebieden (apaya). Men moet tot dat punt gaan. Sayadawgyi heeft de weg gebaand voor degenen die niet vertrouwd zijn met de oefening om er vertrouwd mee te worden. Men moet met concentratie nota nemen op de manier die Sayadawgyi geïnstrueerd heeft. In het bijzonder: rapporteer alsjeblieft hoe je nota neemt en het primaire object leert kennen. Zeg alsjeblieft hoe je nota neemt en wat je kent. Men moet zeggen wat men gezien heeft, niet wat men denkt. Wat men zich inbeeldt is niet je eigen kennis. Wat men gezien heeft, is dat wel. Men moet ook niet verslag doen van ‘geleende kennis’. Spreken overeenkomstig wat men zich inbeeldt is niet juist.

Drie punten

Om samen te vatten wat Sayadawgyi gezegd heeft: er zijn maar vier dingen die in ons wezen plaatsvinden: lichamelijke handelingen, geest, gevoelens en andere dhamma’s. Deze kunnen verdeeld worden in drie delen: wat er opkomt, het observeren ervan en het kennen of zien. Er zijn alleen maar deze drie delen. Deze drie zijn erg belangrijk. Wat er opkomt doet dat niet omdat wij het laten opkomen. Het komt uit zichzelf op. Onze taak is te observeren en kijken. Wat leert men kennen of wat ziet men? Men moet deze drie delen kunnen rapporteren.

  • Object, nota nemen, wat gekend wordt: dit zijn de hoofdpunten
  • Laat deze drie aan de orde komen, precies en duidelijk, voor ieder object dat gezien wordt

Alleen de essentie

Wanneer er veel yogi’s zijn, kan de meditatieleraar niet aan iedereen veel tijd geven. Men moet voorbereid zijn op het verslag uitbrengen. Hoeveel zeg je? Als we de dag in vier delen opdelen – ochtend, middag, namiddag en avond – en één goede sessie rapporteren uit iedere tijdsperiode, dat lijkt volledig. Sommige yogi’s zijn in staat zo te rapporteren. Men moet zich voorbereiden omdat de meditatieleraar niet heel veel tijd kan geven. Natuurlijk, als hij dat wel zou kunnen, zou dat heel goed zijn.

Wanneer we rapporteren, moeten we beknopt zijn, alleen datgene uitkiezen wat substantieel en speciaal is. Men moet de essentie vatten zonder iets extra’s eraan toe te voegen. Het is belangrijk te begrijpen dat dit je eigen tijd is en je verslag kort en ter zake te houden. In een debat bijvoorbeeld heeft men laten we zeggen tien minuten om te spreken. Men moet volledig zijn in wat men wil zeggen in die tien minuten. Het is hetzelfde met verslag uitbrengen. Men moet zijn tijd verstandig besteden.

  • Voeg geen wolligheid toe, noem alleen feiten, kort en ter zake
  • Wees kort, geen extra’s, alleen de essentie
  • Gebruik je tijd bij het verslag uitbrengen zorgvuldig

Moge je in staat zijn inspanning te verrichten om de juiste bestemming te bereiken, het juiste pad te bewandelen in overeenstemming met de hier gegeven richtlijnen. Moge je in staat zijn Satipatthana meditatie te beoefenen, die de geest ontplooit en kennis vermeerdert, totdat je een garantie voor je leven bereikt. Moge je het volle voordeel halen uit het leven als mens, dat zo moeilijk te verkrijgen is, en uit het tegenkomen van de leer van de Boeddha, die zo moeilijk te vinden is.

NOTEN
  1. Lering door Sayadaw U Pandita. Vanuit het Birmees naar het Engels vertaald door Vajiravudha (Paving the Way, Guidance for Yogis at Interview), en vanuit het Engels naar het Nederlands door Guus Went.

Deze tekst is een transcript van een mondelinge lering van U Pandita. De lezer zal in deze lering veel herhalingen tegenkomen. Het gebruik van herhalingen was kenmerkend voor hoe de Boeddha onderricht gaf en ook voor hoe dit onderricht traditioneel in de geschriften is vastgelegd. (vert.)

2. Een Sayadaw is een senior monnik of hoofd van een klooster, -gyi is een respectbetuiging. (vert.)

3. Eng.: ‘to note’. Alternatieve vertaling: opmerken