‘De tijd lijkt rijp voor een vrouwelijke hand in eigen boezem’

Vrouwen zouden maatschappelijk verder komen als ze niet zo zouden zwelgen in hun voortreffelijkheid, maar ook oog zouden hebben voor hun talrijke ondeugden, schrijft publiciste Lisette Thooft. (De Volkskrant, februari 2013)

Jarenlang heb ik geloofd dat vrouwen betere wezens waren dan mannen. Als ik dit zeg in een lezing gaan er altijd een paar vrouwen lachen, die herkennen dat. Er zijn ook altijd vrouwen die serieus vragen: ‘Is dat niet zo, dan?’ Die geloven het nog steeds, oprecht. Ook heel veel mannen roepen het tegenwoordig. Het wordt de eeuw van de vrouw, schrijven ze, en dus komt alles goed.

Het lijkt wel of er een verborgen consensus is – waarschijnlijk al sinds de Victoriaanse vrouw ‘de engel in het huis’ werd – dat vrouwen moreel een paar streepjes hoger scoren dan mannen. Van mannen weten we dat ze egotrippers kunnen zijn, roekeloos, onverantwoordelijk en/of gewelddadig. De archetypische mannelijke held is moedig, altruïstisch en volledig beheerst.

Maar in de praktijk werpt dat ideaal naar twee kanten een schaduw: aan de ene kant staat de gevoelloze graaier, aan de andere kant de laveloze hooligan. Het wordt mannen ingepeperd door de statistieken en het nieuws hoe slecht ze zijn. Af en toe gaan er zelfs stemmen op om mannen meer belasting te laten betalen dan vrouwen omdat ze meer schade veroorzaken in het publiek domein, meer misdaden begaan, vaker in de gevangenis terechtkomen, enzovoort. Vrouwen zorgen beter voor zichzelf, eten gezonder en kosten de verzekeringen minder geld. Als er vrouwen in de top van de banken hadden gezeten hadden we die hele crisis niet gehad…

Te goede pers
Intussen doen we net of we meisjes en vrouwen, of onszelf, vooral moeten overtuigen van al die fantastische kwaliteiten en krachten die we hebben. Alsof vrouwen massaal naar hogere posities zouden doorstromen als we maar écht beseften hoe goed we waren. Maar vrouwen hebben eerder een te goede pers.

Als je helder hebt wat je schaduwkant is, dan kun je daar nuchter naar kijken en eens beginnen om hem te accepteren. Niet om hem goed te praten maar om de realiteit te zien zoals hij is. Aha, ik ben niet alleen geweldig, ik ben óók een jaloers kreng. Een controlfreak.
Ik manipuleer en ik speel vals. Gewoon omdat ik een vrouw ben, geneigd tot alle typisch vrouwelijke kwaad. Dan kun je het relativeren en er rekening mee houden. Dat soort zelfkennis geeft veel meer zelfvertrouwen dan als je jezelf voortdurend aanpraat dat je fantastisch bent.

Vrouwen plegen hun wandaden minder in het openbaar en meer in de privésfeer, binnenshuis en op het emotionele vlak. De klassiek vrouwelijke heldin is zorgzaam en consciëntieus, op harmonie gericht, intuïtief en gevoelig. Maar in de praktijk doemt aan de ene kant de schaduw van de controlfreak op, aan de andere kant die van het manipulerende slachtoffer. Ik ken ze goed, vooral van mezelf maar ook van de meeste andere vrouwen in mijn leven. Verder uit boeken, films en cabaret, en niet te vergeten uit mythen en sprookjes – door vrouwen overgeleverd – die wemelen van de feeksen en boze stiefzusters en waarin slechts zelden een goede fee optreedt.

Bazig
De meeste vrouwen zijn niet alleen zorgzaam – wij zijn vooral ook heel bazig en bedillerig. Dick Swaab vertelt in zijn boek Wij zijn ons brein dat hij al vijftien jaar lang aan al zijn eerstejaarsstudenten vraagt: wie van jullie heeft géén dominante moeder? En nog nooit heeft een student een vinger opgestoken. In veel liefdesrelaties is de vrouw de baas en sluipt de man min of meer omzichtig om haar heen, bang om haar boos te maken.

Dan is er het krabbenmandeffect; gevangen krabben schijnen soortgenoten die proberen te ontsnappen, terug te trekken. Typisch vrouwelijk. Als mannen concurreren, wordt de winnaar op een schild geheven. Onderlinge vrouwelijke competitie daarentegen is onsportief. Durven wij misschien niet te winnen omdat een winnares verstoten wordt? De gerichtheid op harmonie in een groep vrouwen is een stilzwijgende afspraak dat je niet mooier, slanker, rijker of succesvoller mag zijn dan de anderen. Ben je dat wel, dan word je niet bewonderd maar beroddeld. Daarom vertellen we elkaar ook liever over onze problemen dan over onze successen.

Wat je ook vaak ziet, is dat vrouwen erg knap zijn in het werken met zieligheid. Want als je zielig bent, hoef je niet goed te zijn. Brigitte Kaandorp heeft er een fantastisch nummer over: ‘Ik heb een heel zwaar leven.’ Welke vrouw heeft nog nooit zuchtend haar ogen ten hemel geslagen en haar omgeving daarmee een subtiel schuldgevoel bezorgd?

De tijd lijkt rijp voor een vrouwelijke hand in eigen boezem. Vorige herfst bracht Opzij een goed verhaal over het krabbenmandeffect op het werk: waarom vrouwen elkaar geen succes gunnen. Deze maand schreef Roos Schlikker een mooi verhaal in de Linda, getiteld ‘Valse krengen’, waarin ze haar besluit aankondigt niet meer te roddelen maar andere vrouwen oprechte complimenten te geven.
Maak het niet weer te perfect, zou ik zeggen. De weg naar de hel… Laten we eerst maar accepteren dat we zijn zoals we zijn.