Luang Pho: ’Een monnik die de ‘vinaya’ niet volgt is geen monnik’

door Rob Hogendoorn

Met toestemming van de auteur overgenomen tekst die hij op 14 juni 2015 publiceerde op zijn webmagazine Open Boeddhisme.

‘De Thaise leraar Mettavihari was vanaf zijn eerste seksuele contact geen monnik meer. Omdat hij de vinaya niet volgde had hij zijn pij moeten afleggen.’ Dit zegt Luang Pho, hoofd van de Thaise Sangha in Europa en van de Buddharama tempel in Waalwijk. Hij vindt dat volgelingen die weet hadden van Mettavihari’s seksuele contacten met minderjarigen zelf de politie hadden moeten inschakelen.

De Thaise geestelijke Phra Thep Buddhimonkun (geb. 8 februari 1929) is sinds 1991 hoofdmonnik van de Buddharama tempel in Waalwijk. Hij is tevens hoofd van de Thaise Sangha in Europa. Bezoekers van de tempel spreken de hoofdmonnik gewoonlijk als Luang Pho — Thais voor: ’eerwaarde vader’. Luang Pho trad op 16 juni 1947 als Nen (noviet) toe tot Wat Saket (Golden Mount Temple) in Bangkok. Op 9 juli 1951 werd Luang Pho een volledig gewijde monnik. Nadat hij in 1962 de bachelor boeddhisme had behaald, slaagde Luang Pho voor de master filosofie. In 1973 promoveerde hij op een filosofisch onderwerp. Verder behaalde Luang Pho een bachelor als bibliothecaris (1972) en de onderwijsakte voor de middelbare school (1977).

Onderzoeksjournalist Rob Hogendoorn en onderzoeksredacteur Bas de Vries (NOS) spraken de afgelopen maanden met slachtoffers van Mettavihari († 2007). Deze Thaise vipassanaleraar misbruikte vanaf midden jaren 70 minstens 20 minderjarige of jong volwassen mannen. Een deel van het misbruik had plaats in de Buddharama tempel.

Na de eerste uitzending van het NOS Achtuurjournaal op 24 mei 2015 meldden zich verschillende nieuwe slachtoffers. Eén van hen is een man die in de tweede uitzending op 28 mei 2015 zegt dat hij als kind van 12 eind jaren 70 door Mettavihari de tempel werd ingelokt en daar seksueel werd misbruikt. De Buddharama tempel bood deze slachtoffers excuses aan.

Luang Pho

Hogendoorn sprak met de huidige hoofdmonnik van de tempel in Waalwijk over de zedenzaak rondom Mettavihari. Luang Pho is een monnik van Wat Saket in Bangkok. De Thaise aanduiding Wat betekent dat deze monastieke gemeenschap door de Thaise Sangha formeel als klooster wordt erkend.

Toen de hoge Thaise geestelijke Somdej Kiew († 2013) vernam dat Mettavihari van seksueel misbruik werd beticht stelde hij de Buddharama tempel in 1981 onmiddellijk onder toezicht van Wat Saket. Somdej Kiew was zelf abt van dit klooster.

Doordat Nederlandse volgelingen hun leraar hielpen buiten de Buddharama tempel een nieuw bestaan als vipassana-leraar op te bouwen kon Mettavihari zich aan dit gezag onttrekken.

Luang Pho staat onder de Thai in Nederland en Europa in hoog aanzien. Mettavihari is één van zijn voorgangers als hoofdmonnik, maar Luang Pho kende hem niet persoonlijk.

Bij aanvang van het gesprek maakte Luang Pho duidelijk dat hij het feitenonderzoek dat de Buddharama tempel uitvoert helemaal aan voorzitter Toine van Beek overlaat. Van Beek houdt hem wel voortdurend op de hoogte van zijn bevindingen.

Rob Hogendoorn: Hoe moeten Thaise monniken omgaan met seksualiteit en hoe moet hun omgeving op seksueel misbruik reageren?

Auteur Peter Jackson van Dear Uncle Go: Male Homosexuality in Thailand (1995) stelt dat de Thaise norm helder is: ’Boeddhistische monniken, of bhikkhu’s, leggen bij hun wijding de gelofte van het celibaat af. Die gelofte houdt een algemeen verbod in van elke soort seksuele activiteit, homoseksualiteit wordt daarin niet specifiek verboden. In de patimokkha (de monastieke gedragsregels) worden gradaties in ethisch wangedrag onderscheiden. De zwaarste sancties met de naam parajika of ’regels over de spirituele nederlaag’ worden verbonden aan overtredingen die verbanning uit de kloosterorde meebrengen.’ Jackson licht toe dat de term ’spirituele nederlaag’ in ieder geval betrekking heeft op elke bewuste seksuele activiteit met enig levend wezen, ‘tot welke soort ook behorend’, die tot een orgasme leidt.

Luang Pho: ’Volgens de vinaya is seks volkomen fout: dat mag niet.

Al droeg Mettavihari een pij, omdat hij de vinaya heeft overtreden was hij geen monnik meer.

Zo luidt de vinaya — ook als niet bekend is dat een monnik zo’n grote fout heeft begaan. Naar mijn mening was hij geen monnik meer en dus ook geen lid van de Sangha.’

Een van Mettavihari’s volgelingen, Aad Verboom, beweert dat Mettavihari vanuit de Thaise Sangha een disciplinaire maatregel is opgelegd vanwege zijn seksuele vergrijpen. Volgens hem was sprake van een ernstige overtreding, maar niet zodanig dat hij geen monnik meer kon zijn.

’Volgens de vinaya was Mettavihari geen monnik meer vanaf het eerste moment van seksueel contact. Dát is zijn karma.’

Heeft u zoiets al eens eerder meegemaakt, bijvoorbeeld in uw klooster Wat Saket?

Ik heb daarover alleen verhalen gehoord, maar in deze gevallen ging het slachtoffer meteen naar de hoofdmonnik van die persoon om hem te vragen daaraan iets te doen.

Wordt een monnik op seksuele contacten betrapt, dan dwingt men hem in Thailand zijn pij af te leggen. Bij Mettavihari is dit niet gebeurd: hij is niet zelf uitgetreden en niemand dwong hem zijn pij af te leggen. Daardoor kon hij gewoon doorgaan als ‘monnik’. Hoe denkt u over de Nederlandse volgelingen die hem daartoe in staat stelden?

’Dat hebben zijn volgelingen verkeerd gedaan: ze hadden hem meteen volgens de Nederlandse wet moeten aanpakken.’

‘Strijd’

Verboom zei onlangs dat in de Buddharama tempel een strijd woedde tussen degenen die menen dat monniken zich aan alle regels van de vinaya moeten houden, en anderen die menen dat de vinaya in Nederland zo niet toe te passen is. Hij noemde als voorbeeld dat Mettavihari volgens de vinaya zelf niet eens een treinkaartje mocht kopen. Dat was volgens hem een hindernis om Nederlanders vipassana te onderwijzen.

Patrick Franssen zegt dat Mettavihari geregeld ’in burger’— dus zonder pij— op stap ging. Dat is volgens de vinaya niet toegestaan. Volgens Verboom kozen Mettavihari’s volgelingen in deze ‘strijd’ zijn kant.

Hoofdmonnik Luang Pho meent dat Mettavihari’s volgelingen zelf naar de politie hadden moeten stappen: om het seksueel misbruik te melden of aangifte te doen. Hij benadrukt dat regels die betrekking hebben op slecht gedrag—en zeker die over seksualiteit—altijd moeten worden gehandhaafd.

Luang Pho: ’Vinaya is vinaya. Een monnik die de vinaya niet volgt is geen monnik. Belangrijke regels uit de vinaya die monniken onderscheiden van leken zijn bijvoorbeeld niet stelen—ook niet als het maar één euro is—en geen seksueel contact. Dat blijft altijd zo, en deze regels moeten worden gehandhaafd. In kleine dingen kunnen we soepel zijn. Hier is het koud. Volgens de vinaya moet één schouder altijd bloot blijven, maar hier is het toegestaan om dikke kleren te dragen. Maar de regels die gericht zijn op gedrag dat slecht is moeten altijd worden gehandhaafd.

In dit geval hadden zijn Nederlandse volgelingen kunnen weten dat Mettavihari’s gedrag niet goed was.

In welk land je ook bent: je weet wat goed of slecht is. Je moet je aanpassen aan het land, maar de grote lijn is overal duidelijk. Hij overtrad de vinaya, maar ook regels die voor iedereen duidelijk zijn.’

Er is geen Nederlandse wet die boeddhistische leraren verbiedt om seks met een volwassen leerling te hebben. Maar volgens onze gebruiken is het wel degelijk fout.

’Wanneer je een fout maakt volgens de vinaya is het altijd fout. Voor de monnik is de vinaya wet.’

Leraar en leerling

De huidige hoofdmonnik is bestuurslid van de stichting The Buddharama Temple, maar geen voorzitter. Volgens de statuten kan ook hij worden afgezet. Mettavihari daarentegen liet zich in de oprichtingsakte van de stichting Buddhavihara tot voorzitter voor het leven benoemen. Volgens de statuten kón hij niet worden afgezet.

Het bestuur had over Mettavihari daarom geen enkele macht. Luang Pho wijst erop dat in ons land organisatievrijheid bestaat: bestuursleden moeten zelf weten welke rol van hun geestelijk leider zij acceptabel vinden. Wel pleit hij voor een nuchtere, kritische houding. En: zonodig moet het bestuur ingrijpen.

Luang Pho: ’Monniken zijn als gewone mensen ingetreden. Zolang ze de vinaya volgen blijven zij monnik. Zie ze gewoon als mens. Als je hen goed bestudeert, dan weet je wie je voor je hebt. Als iemand fout zit moet je gewoon volgens de regels handelen.

De verhouding tussen leraar en leerling is iets anders: die moet je niet hieraan koppelen. Je kunt niet zeggen: hij is mijn leraar en dus laat ik toe dat hij dingen fout doet. Fout is fout: of je nu leraar bent of niet. En dus moest Mettavihari daarop worden aangesproken.’

Dan laat je het feit dat iemand leraar is dus buiten beschouwing. Je kijkt alleen naar het gedrag. Je kunt iets van een ander leren, maar je blijft alle twee dezelfde persoon. En je moet zo iemand niet vereren. Dus niet: hij blijft mijn leraar, wat er ook gebeurt.

’Dat laatste is alleen maar de mening van leerlingen die zo tegen hun leraar aankijken. Maar die houding wordt van niemand verwacht.

Als een leraar het niet goed doet, is hij geen goede leraar. Het is dus nooit zo dat je hem in zo’n geval moet blijven vereren.

Mensen die iets hebben geleerd, hebben zichzelf ontwikkeld: dat is de Dhamma.

De eerbied richt zich op de Dhamma, niet op de persoon.

Dat staat los van het feit dat iemand hun leraar was. Doet de persoon het goed, dan is het goed. Doet hij het niet goed, dan is het niet goed.’

We zijn nu geconfronteerd met een Thaise monnik die zich misdroeg. Daarop is niet goed gereageerd door zijn omgeving, zodat hij daarmee heel lang heeft kunnen doorgaan. Wat moet er gebeuren?

’Als er iets fout is, dan is dat fout. Maar dat is geweest. We gaan het nu goed doen: volgens de leer en de vinaya. Op die weg gaan we door.’

Dus de vinaya is leidend?

’Ja.’

De verschillende tempels die Mettavihari na zijn vertrek uit Waalwijk onder de naam Buddhavihara heeft opgericht heetten geen ‘Wat’. Is er een verschil met de Thaise tempels die wel ‘Wat’ heten?

’Volgens de Nederlandse wet heetten ze niet eens tempel, maar stichting. Iedereen kan een stichting vestigen. Om officieel als ‘Wat’ te worden aangemerkt is toestemming van de Thaise Sangha nodig.’

Mettavihari wordt nog steeds met twee verschillende titels aangeduid: ‘Phra Maha’ en ‘Phra Khru’.

’’Pra Maha’ laat zien wat je gestudeerd hebt. De opleiding van monniken kent negen niveaus. Als je examen op niveau drie hebt gedaan, dan mag je jezelf Pra Maha noemen. Niveau drie is eigenlijk het laagste niveau van deze negen.

In de tempels behalen heel veel monniken dit niveau: je beheerst dan de taal Pali en je kunt boeddhistische teksten lezen. Daarvoor moet je drie jaar studeren.

‘Phra Khru’ staat los van je opleiding. Die titel krijg je van monniken die vinden dat je het goed doet. Het betekent dat een leraar Mettavihari de titel ‘Phra Khru’ moet hebben gegeven.

Maar: als je ze kunt geven, kun je ze ook terugnemen. Omdat Mettavihari geen monnik (Thais: phra) meer was, was er ook geen basis meer voor die titels.

In 2006 heeft Mettavihari 14 leerlingen tot vipassana-leraar benoemd. Hij heeft hen geen formele titel gegeven, ze zijn ook geen monnik of non en de meesten gebruiken geen boeddhistische namen. Wat vindt u daarvan?

’Je kunt jezelf vipassana-leraar noemen als je vipassana echt op de juiste manier praktiseert en er sprake is van groei in de meditatie. Je moet ook in staat zijn om echt als leraar op te kunnen treden. Dat gebeurt niet door je tot leraar te laten benoemen.’

Hoeveel volgelingen heeft u zelf tot leraar benoemd?

’Niet één: ik ben helemaal geen vipassana-leraar en ik heb dus ook geen leerlingen. Ik denk dat Mettavihari zijn volgelingen uit eigenbelang tot leraar heeft benoemd. Omdat Mettavihari’s leerlingen hem als een hoge leraar zien wilden ze die benoeming kennelijk hebben.’

Mettavihari had dus ook nee kunnen zeggen?

’Dat hing van Mettavihari zelf af.’

Dus als ik nu aan Luang Pho vraag of hij mij tot leraar wil benoemen…

‘Dan wil ik eerst wel eens zien wie ik voor me heb!’